Dit vredige bestaan werd plotseling verduisterd door de Eerste Wereldoorlog. In augustus 1914 volgden de volgende gebeurtenissen:
- Prins Victor Napoleon werd door de Franse staat verhinderd om dienst te nemen in het leger, terwijl koning Albert I gedwongen werd terug te vallen op Antwerpen, dat al snel door de Duitsers werd gebombardeerd. Clémentine en haar man aarzelden voordat ze ermee instemden hun toevlucht te zoeken in Groot-Brittannië bij keizerin Eugenie, weduwe van Napoleon III, die hen had uitgenodigd om zich bij haar te voegen in haar woonplaats in Farnborough Hill, 40 km ten zuiden van Londen. Hun samenwoning duurde de hele oorlogstijd. Clémentine paste zich vrij gemakkelijk aan, maar ze was altijd bang voor ruzie met haar ‘grillige’ oudtante.
- Eén van de vleugels van de Engelse residentie werd omgevormd tot een zorgcentrum, terwijl Clémentine zich inzette voor haar vele Belgische landgenoten die aan de overkant van het Kanaal hun toevlucht hadden gevonden. De Belgische pers herhaalde regelmatig haar activiteiten en benadrukte dat “in deze bij uitstek Franse omgeving, waarin prinses Clémentine de Belgische toon brengt, we de erkenning die we aan onze nobele bondgenoten verschuldigd zijn, niet vergeten”. Ze bezocht vele patriottische verenigingen en woonde bijeenkomsten bij van Belgische oorlogsinvaliden, de Liga van Belgische Patriotten, het kledingwerk van de Belgische soldaten en vele andere organisaties die bedoeld waren om geld in te zamelen. De evenementen van deze verenigingen bestonden soms uit concerten, theaterochtenden en tentoonstellingen. Ze had contacten met het Britse koningshuis, met Paul Hymans (Gevolmachtigd Minister in Londen), en met kunstenaars als de schilder James Ensor , de beeldhouwer Victor Rousseau en de muzikanten Eugène Ysaÿe en Camille Saint-Saëns.
Gedurende de oorlog kreeg Clémentine bezoek van haar nicht, koningin Elizabeth, die haar kinderen onderdak bood in Groot-Brittannië. Élisabeth was gerustgesteld toen ze hoorde dat Clémentine aanwezig was. Samen werkten Clémentine en Élisabeth voor het Rode Kruis. De kinderen van Clémentine bleven op hun beurt bij hun ouders wonen. Hun opvoeding was behoorlijk streng, maar werd getemperd door echte genegenheid. Victor sloot zich soms aan bij Clémentine om ceremonies voor te zitten onder de gezamenlijke bescherming van de Koning der Belgen en president Poincaré. Na de wapenstilstand van 11 november 1918 wachtten Victor en Clémentine nog een paar maanden voordat ze terugkeerden naar België, waar hun eigendommen in Ronchinne tijdens de vier oorlogsjaren enigszins hadden geleden.