Op 15 november 1902, op Koningsdag, vond een aanslag plaats op de persoon van koning Leopold II van België.
Koning Leopold II en leden van de koninklijke familie reden door Brussel nadat ze eerder in de Kathedraal van Sint-Michiel en Sint-Goedele het Te Deum hadden bijgewoond. Deze viering werd georganiseerd ter gelegenheid van Koningsdag, alsook ter herinnering aan de twee koninginnen die België tot dan toe had gekend: Louise Marie van Orléans en Marie Henriëtte van Oostenrijk, die slechts twee maanden eerder, op 19 september 1902, in Spa was overleden.
Gennaro Granito Pignatelli di Belmonte, de Belgische nuntius op dat moment, woonde de plechtigheid bij, alsook alle ministers van de toenmalige regering-De Smet de Naeyer II en de ministers van Staat Jules Vandenpeereboom, Auguste Beernaert, Joseph Devolder, Pierre Tack, Charles Woeste, Jules Le Jeune en Charles Graux. Tevens waren afvaardigingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Hof van Cassatie, het Brusselse hof van beroep en het Militair Gerechtshof en enkele officieren van de Brusselse burgerwacht aanwezig, alsook Auguste Vergote (gouverneur van Brabant), Emile De Mot (burgemeester van Brussel) en het voltallige Brusselse schepencollege.
Om 11 uur betraden koning Leopold II, zijn broer Filips van België en zijn schoonzus Maria van Hohenzollern-Sigmaringen, diens zoon, de latere koning Albert I, zijn echtgenote Elisabeth en Leopolds dochter Clementine van België de kathedraal.
Na de plechtigheid vertrok het koninklijk gezelschap in rijtuigen naar het Koninklijk Paleis van Brussel, over de Treurenberg en de Koningsstraat. Deze koninklijke escorte had veel volk op de been gebracht in de straten van Brussel. De dader, Gennaro Rubino, wachtte de koninklijke escorte op in de Koningsstraat. Rond 12u15 opende hij het vuur op de escorte en riep hij “Leve de anarchie”. Daarbij raakte hij het derde rijtuig, waarin zich twee medewerkers van de koning bevonden. Het ging om John D’Oultremont, de grootmaarschalk van de koning, en generaal Maximilien Strauch, een vertrouwenspersoon van de koning. Voornamelijk D’Oultremont zou op een haar na aan de dood ontsnapt zijn. Een van de schoten verbrijzelde een ruit van het rijtuig. Koning Leopold II bevond zich in het eerste rijtuig van de escorte en bleef ongedeerd. Ook de overige aanwezige leden van de koninklijke familie bleven ongedeerd.
Rubino werd al snel overmeesterd door omstaanders en gevat door de rijkswacht, die moeite had om te voorkomen dat de dader niet publiekelijk door de omstaanders zou worden gelyncht. De dader werd tijdelijk in de nabije Banque de Bruxelles vastgehouden, waarbij hij enkele woorden mompelde en werd gefouilleerd. Hierbij bleek dat hij een Italiaans paspoort op zak had, alsook een geladen revolver, de sleutel van zijn kamer en enkele muntstukken. Toen hij uit het bankkantoor werd weggevoerd, jouwde een menigte hem uit. Ter Dood! werd er geroepen.
In dezelfde periode vonden meerdere aanslagen plaats op presidenten en op leden van Europese koninklijke families. In 1858 pleegde Felice Orsini een bomaanslag op Napoleon III in Parijs. In 1881 kwam tsaar Alexander II van Rusland om het leven door een bomaanslag. Eveneens in 1881, op 2 juli, vond een aanslag plaats op James Garfield, de president van de Verenigde Staten, in een treinstation in Washington D.C. Hij werd tweemaal beschoten door Charles J. Guiteau. Garfield zou enkele maanden later overlijden aan zijn verwondingen. De Franse president Marie François Sadi Carnot werd op 15 juni 1894 met een dolksteek om het leven gebracht in Lyon door Sante Geronimo Caserio. De Oostenrijkse keizerin Elisabeth, ook bekend als keizerin Sisi, werd op 10 september 1898 vermoord in Genève door Luigi Lucheni. De Italiaanse koning Umberto I werd op 29 juli 1900 vermoord door Gaetano Bresci. In de laatste drie gevallen waren de moordenaars eveneens telkens Italiaanse anarchisten. Amerikaans president William McKinley werd op 14 september 1901 doodgeschoten in Buffalo door de Poolse anarchist Leon Czolgosz. Op 1 februari 1908 vond de Koningsmoord van Lissabon plaats, waarbij koning Karel I van Portugal en zijn zoon kroonprins Lodewijk Filips om het leven kwamen en zijn opvolger, de latere koning Emanuel II gewond geraakte. Koning George I van Griekenland werd op 18 maart 1913 in Thessaloníki doodgeschoten door de geesteszieke Alexandros Schinas. Een jaar later, op 28 juni 1914, vond de moord op Frans Ferdinand van Oostenrijk en Sophie Chotek plaats, een gebeurtenis die de aanleiding zou gaan uitmaken van de Eerste Wereldoorlog. Gavrilo Princip was hun moordenaar.