In het jaar 1831 begon hij met reizen en nam Ludovika mee.
Ze gingen naar Engeland en Frankrijk.
In het jaar 1832 bezochten ze samen naar Napels en Sicilië.
Met een kleine entourage reisde hij op 20 januari 1838 van München naar het Heilige Land via Venetië, Corfu, Patras, Athene, Alexandrië en Caïro. In de Salvatorkerk in Jeruzalem werd hij door de Franciscaanse bewaarder geïnvesteerd als ridder van het Heilig Graf. Na acht maanden keerde hij op 17 september 1838 terug naar zijn paleis aan de Ludwigstrasse in München. In 1839 werd hij benoemd tot erelid van de Beierse Academie van Wetenschappen