Het Weense hof, met aan het hoofd aartshertogin Sophie, was nog steeds tegen de Hongaarse beweging. Elisabeth wist ondertussen haar invloed op de keizer te benutten. Zij was sterk genoeg om niet meer te bedelen om liefde en begrip, maar zocht als schadeloosstelling voor haar gebrek aan persoonlijk geluk, het doorzetten van haar wensen en doeleinden. In het begin van het jaar 1867 had Sisi gewonnen: De schikking kwam tot stand en Hongarije herkreeg de oude grondwet. Uit het keizerrijk Oostenrijk was de dubbelmonarchie ‘Oostenrijk-Hongarije’ ontstaan.
Op 8 juni 1867 vond de kroning tot koning en koningin van Hongarije plaats. Dit gebeurde in de Matthiaskerk in Boedapest, dit was voor Sisi één van de meest bewogen hoogtepunten van haar leven. Bij de kroning werd de ‘kroningsmis’ uitgevoerd, die Frans Liset voor deze gelegenheid had gecomponeerd. De pronkvolle feestelijkheden duurden vier dagen en het keizerlijk paar kreeg als geschenk van het volk het paleis Gödölö. Het paleis werd één van de lievelingsverblijven voor Sisi.