Als verlegen, jong meisje was Elisabeth nu opeens blootgesteld aan constante observatie-en-vooral- een bijtende kritiek. Haar onervarenheid en onzekerheid, die te wijten waren aan haar opvoeding. Dit maakte dat zij door de directe omgeving aan het hof werd bestempeld als een mooi, dom meisje. Aartshertogin Sophie vond dat het haar taak was om de, volgens haar gebrekkige opvoeding van haar nichtje en schoondochter, te corrigeren. Aartshertogin Sophie onderwierp Elisabeth tijdens haar wittebroodsweken in Slot Laxenburg aan voorschriften, gedragsregels en scherpe woorden. Elisabeth was aan haar schoonmoeder overgeleverd, want haar man, keizer Franz Joseph was de hele dag in de Weense Hofburg met regeringszaken bezig. Elisabeth mocht geen hofdame naar eigen keuze zoeken , haar hele hofhouding werd door aartshertogin Sophie uitgezocht en die moesten regelmatig verslag uitbrengen over elk woord van de jonge keizerin. Aartshertogin Sophie snuffelde zelfs in Sisi’s dagboeken. In de dagboeken stonden haar gevoelens beschreven, gevoelens van eenzaamheid en heimwee. Deze gevoelens werden door aartshertogin Sophie niet begrepen als hulpkreet naar liefde en begrip, zij interpreteerde dit als ongehoord tegenover haar zoon en ze reageerde hierop met scherpte.
Sisi zocht hulp bij haar man, de keizer, maar hij liet haar in de steek. Aartshertogin Sophie stond bekend als ‘De enige man aan het hof’ en Franz Joseph koos liever de weg van minder weerstand, hij verlangde van Sisi dat zij zijn moeder gehoorzaamde. De gave, om zijn gevoelens uit te drukken en daar naar te handelen, waren het slachtoffer geworden van de dril van zijn opvoeding. Hij had niets anders geleerd dan de vervulling van zijn positie als monarch bij de gratie van god.
Dit gedicht schreef Sisi veertiendagen na haar huwelijk:
‘Oh, had ik nooit het pad verlaten
Dat mij tot vrijheid had geleid
Oh, dat ik op de brede straten
Der ijdelheid toch niet verdwaal
Ik ben ontwaakt in een kerker
En ketens zijn aan mijn hand
En mijn verlangen aldoor sterker
En vrijheid! Van mij afgewend.
Ik ben ontwaakt uit een roes,
Die mijn geest gevangen hield.
En vervloek nutteloos deze ruil
Waarbij ik jou, vrijheid, heb verspeeld.’