Haar politieke ideologie, die ze op haar zoon en diens politiek overbracht, is als reactionair te beschouwen. Zo gaf ze de voorkeur aan een centrale rol voor een absolute monarchie in de politiek. Tijdens de revolutie van 1848 speelde ze een doorslaggevende rol in de redding van de monarchie en de overwinning van de reactie door zich onverzettelijk en resoluut op te stellen, waarmee ze feitelijk de mastermind aan het hof was. Waar de rest van de keizerlijke familie angst toonde als gevolg van de revolutie leek Sophie eerder koelbloedig. Ze werd daarom door de onderdanen van de Donaumonarchie heimelijk omschreven als de “enige man aan het hof”. In de jaren 1850 oefende ze veel invloed uit op haar zoon en diens politiek. Ook nadien bleef ze zich bemoeien met de politiek, waarbij ze veel teleurstellingen moest verwerken, omdat Oostenrijk in 1866 de Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog verloor, waardoor Oostenrijk geen aanspraak kon maken op het politieke leiderschap in Duitsland. Andere teleurstellingen volgden in 1867 toen Hongarije, een land waar ze een hartgrondige hekel aan had, verregaande autonomie kreeg en haar tweede zoon Maximiliaan van Mexico werd geëxecuteerd door Mexicaanse opstandelingen. Na de dood van haar tweede zoon trok ze zich uit het openbare leven terug.