Aartshertog Otto Frans was enorm populair in zijn familie. Dat hij zich terugtrok van zijn vrouw, prinses Maria Josepha van Saksen, met wie hij niets gemeen had, was niet zo verwonderlijk, aangezien ze ongenaakbaar was en met geen enkel familielid contact had behalve Kroonprinses Stephanie. Ze was ook geen gepassioneerde moeder, maar liet vooral haar eerstgeboren zoon Karl, die later de laatste keizer werd, voornamelijk achter bij zijn grootvader aartshertog Karl Ludwig in de Villa Wartholz.
Rond 1900 liep aartshertog Otto Frans syfilis op, een in die tijd ongeneeslijke ziekte. Arthur Schnitzler onderzocht en verklaarde syfilispatiënten in zijn functie als arts in het General Hospital in Wenen. Hij kende de besmette vrouw met wie aartshertog Otto Frans contact had en van wie hij een contract had zonder hem hiervan op de hoogte te stellen. Met onverholen vreugde vertelde hij het aan een kennis die het verhaal later optekende in zijn memoires.