In maart 1915 gebruikte zij voor het eerst de term IJzeren Gordijn. Elisabeth doelde hiermee op de scheiding die er op dat ogenblik – midden in de Eerste Wereldoorlog – bestond tussen haar en haar geboorteland. Zij werd, als Duitse, naar gebleken is valselijk beschuldigd van het overtekenen en aan de Duitsers doorspelen van militaire kaarten van haar man, koning Albert I. Zij ondernam op eigen houtje vredesinitiatieven. Zij werd in het kader van de oorlogspropaganda regelmatig afgebeeld in verpleegstersuniform, hoewel zij, anders dan die afbeeldingen suggereerden, niet als verpleegster werkzaam was. Wél bezocht zij vaak de ziekenhuizen waarin gewonde soldaten werden verzorgd en had zij een leidend aandeel in (de totstandkoming van) het werk van het Belgisch Rode Kruis.
In augustus 1915 werd onder haar impuls de School van de Koningin geopend in Wulveringem, als toevluchtsoord voor de kinderen uit de Westhoek. De school bestond uit twee afdelingen genoemd naar haar twee jongste kinderen: Marie-José (voor jongens en meisjes tussen 3 en 8 jaar) en Charles-Théodore (voor jongens en meisjes tussen 8 en 15 jaar). Deze schoolkolonie gaf op haar hoogtepunt onderdak aan meer dan 600 kinderen.