In april 1926 kreeg Prins Victor Napoleon tijdens zijn verblijf in Brussel een beroerte en stierf op 3 mei 1926. Getuigenissen stroomden binnen van Europese rechtbanken, terwijl de Belgische vorsten en hun zoon prins Leopold, hertog van Brabant, zodra de fatale aankondiging was gedaan, naar Clémentine gingen. Deze laatste moest snel het hoofd bieden aan de zorgen die ontstonden door de af te wikkelen belangrijke successierechten. Zij was nu degene die over het bonapartistische erfgoed waakte, maar het was economisch noodzakelijk om door te gaan met de verkoop van Farnborough Hill en het grootste deel van de inhoud ervan.
Clémentine was op 53-jarige leeftijd weduwe en moest nog steeds waken over haar twee nauwelijks tienerkinderen. Haar zoon Louis was een student aan het Sint-Michielscollege in Brussel, maar na de dood van zijn vader profiteerde hij van het onderwijs van een huisleraar. Wat haar dochter Marie-Clotilde betreft, rechtvaardigden haar briljante resultaten volgens haar moeder dat ze haar middelbare studies in Frankrijk voortzette, omdat, in de ogen van Clémentine, “de studies in België verre van behoorlijk uitgebreid zijn”. Clémentine probeerde de zomer- en kerstvakantie in Ronchinne op te fleuren door vrienden uit te nodigen die waarschijnlijk goed met haar kinderen overweg zouden kunnen. Zo ontvangt ze vaak haar neef prins Charles, graaf van Vlaanderen. Van haar kant had Clémentine de banden van weleer met haar zus Stéfanie hernieuwd. Vanaf 1927 keerde Stéfanie elke zomer terug naar België.