In zijn villa aan de Anton-Frank-Gasse 20 in de cottage-wijk van de Weense buitenwijk Währing bracht aartshertog Otto de laatste maanden van zijn leven door met zijn minnares, de jonge operettezangeres Luise Robinson. Zij en zijn stiefmoeder, Infanta Marie Therese von Braganza verzorgden hem tot aan zijn dood. Op 1 november 1906 overleed Otto Frans in aanwezigheid van zijn geestelijk adviseur, de hulpbisschop van Wenen, Godfried Marschall. Luise Robinson, die twee zonen uit de relatie had, ontving na de dood van Otto een genereuze ontslagvergoeding van keizer Franz Joseph, waarbij haar twee zonen elk 100.000 kronen ontvingen. Ze trouwde een paar maanden later met een officier, maar het huwelijk liep al snel uit elkaar