Op 29 januari 1891 werd Boudewijn begraven. In eerste instantie wilde de koning alle buitenlandse missies weigeren, maar hij bedacht zich en acceteerde de komst van sommige van hen. Op de begrafenis van Boudewijn waren o.a.:
- De broer van de Duitse keizer, prins Hendrik van Pruisen
- De zwager van koningin Victoria van het Verenigd Koninkrijk, Prins Hendrik van Battenberg
- De zoon van koning George van Saksen, prins Frederik Augustus van Saksen
- De man van prinses Louise van België, prins Filips van Saksen-Coburg en Gotha
- De broer van de gravin van Vlaanderen, prins Leopold van Hohenzollern
- De twee zonen van prins Leopold van Hohenzollern, prins Willem van Hohenzollern-Sigmaringen & prins Karel Antonius van Hohenzollern
- De broer van rins Leopold van Hohenzollern, prins Frederik van Hohenzollern
De belangrijkste staatsorganen nemen niet deel aan de stoet, behalve de leden van de Senaat en de Kamer . In allerijl moest de koning opdracht geven tot de bouw van een begrafeniswagen, omdat het hof van België er niet over beschikte. Langs de route van de begrafenisstoet was de grote menigte moeilijk in bedwang te houden door de politie. Er vielen enkele gewonden als gevolg van het gedrang en geduw van het publiek, maar er vond geen anti-monarchale demonstratie plaats, zoals de koning vreesde. Correspondenten van buitenlandse kranten zijn onder de indruk van de algemene rouw die heerst in Brussel, waar de meeste huizen in het zwart versierd zijn. De uitvaartdienst wordt gevierd in de Sint-Michiels-en-Goedelekathedraal , gevolgd door de begrafenis in de koninklijke crypte van de Notre-Damekerk in Laken.