Emanuel droeg vanaf zijn geboorte de titel van hertog van Vendôme.
De hertog diende als majoor in het Oostenrijk-Hongaarse leger, maar mocht niet vechten in de Eerste Wereldoorlog, aangezien een Franse wet uit 1886 stelde dat alle prinsen uit de vroegere soevereine huizen Orléans en Bonaparte geen toelating kregen om te dienen in het leger of de marine of een functie binnen de Franse overheid uit te oefenen. Hij liet zich daar echter niet door afschrikken, meldde zich als vrijwilliger bij het Franse Rode Kruis, werd benoemd tot belangrijkste vertegenwoordiger van het Franse Rode Kruis aan het Belgische front en diende als directeur van een Frans-Belgisch ziekenhuis in Calais.
In 1926 organiseerde hij in Roquebillière, in het departement Alpes-Maritimes, een feest ter ere van de opgraving van verschillende graven uit de Romeinse tijd, waarbij ook zeldzame juwelen, vazen en kunstobjecten werden gevonden.