De Kapuzinergruft staat in wenen.
In 1618 gaf keizerin Anna de opdracht de Kapuzinergruft te bouwen.
Toen Keizer Matthias en keizerin Anna overleden waren, werden als eerste in het graf bijgezet, in 2011 werd de laatste kroonprins, Otto von Habsburg, zoon van de laatste keizer Karel I van Oostenrijk, bijgezet.
Er waren twee Habsburgse tradities:
De eerste traditie was: het lichaam, hart en ingewanden werden afzonderlijk van elkaar begraven (Dit gebeurde voor het laatste keer in het jaar 1878, bij de begrafenis van aartshertog Frans Karel, de vader van keizer Franz Joseph).
En een tweede traditie was: dat bij een keizerlijke begrafenis de rouwstoet stil staat voor de deur van de grafkelder, de ceremoniemeester klopt op de deur en hoort de vraag: “Wie verlangt binnen te treden?” “Zijne majesteit de koning” Wanneer hier geen reactie volgt, word er opnieuw geklopt. Dezelfde vraag word dit keer beantwoord met: “Een arme zondaar” waarop de deur word geopend.
In de Kapuzinergruft ligt één niet-Habsburger begraven, gravin Karoline Fuchs-Mollard, het oorspronkelijke kindermeisje en later vertrouwelinge van Maria Theresia.
Tot het jaar 1940 lag Napoleon II, de enige zoon van Napoleon Bonaparte en Marie Louise van Oostenrijk, zijn lichaam werd in het jaar 1940, op bevel van Adolf Hitler, overgebracht naar de Dome des Invalides in Parijs.
In de Kapuzinergruft zijn 146 mensen begraven, van sommigen is er enkel het gecremeerde hart aanwezig.
Onder deze 146 lichamen zijn twaalf keizers en achttien keizerinnen.