In de zomer van 1881 liet keizer Franz Joseph de Hermesvilla bouwen. De bouw duurde van 1882 tot 1886. De villa werd aan de rand van Wenen gebouwd. Keizer Franz Joseph hoopte dat de keizerin, die veel reisde, in Wenen zou blijven.
In de eerste weken was Elisabeth er vrij en voelde zich niet meer opgesloten. Ze voelde zich er als een fee, verstopt in het bos, dartelend in een gedroomde wereld. In haar gedichten noemde ze zich vaak Titania, de feeënkoningin, en haar man Oberon.
Een schilder werd opgedragen de slaapkamer te versieren met scenes uit de sprookjesachtige toneelstuk, midzomermachtsdroom van Shakespeare. Het resultaat was niet vrolijk, de kleuren waren donker, de taferelen tonen doodse dartelheid. In het midden van de kamer staat het bed van de keizerin dat eruit ziet als een soort katafalk. In de gymnastiekruimte, waar de keizerin haar lichaam trainde, heerst dezelfde kilheid. Over de villa hing al snel een macabere sfeer waardoor de keizerin zich uithongerde. Ze verafgoodde haar slanke lichaam en was bereid er alles aan op te offeren, ook haar liefde voor de keizer maakte zij daaraan ondergeschikt. Het ergste was, toen de keizer terug keerde van een nederlaag tegen de Pruisen. De keizerin ging onder grote belangstelling naar de keizer toe, ze kuste hem…Op zijn handen. Elisabeth had geen kussen over voor haar man, voor geen enkele man, ze leefde alleen voor haar schoonheid, haar slanke figuur en haar poëzie.
Een paar jaar voor dat de keizerin vermoord werd schreef ze het gedicht:
‘Als de wil om te leven is verdwenen,
heeft iemand afscheid genomen van het leven.
In al onze levens komt het moment dat onze ziel sterft,
en dat hoeft niet noodzakelijkerwijs samen te vallen met onze echte dood.’