Toen Elisabeth vier weken oud was ging haar vader, hertog Maximilian in Beieren, weer reizen.
Hij hield het bij zijn ongeliefde vrouw niet uit en ging dan maar reizen, meestal bleef hij dan een maand weg.
Vanaf hier begon het leven vol teleurstellingen en afwezigheden voor de jongen meisje.
Maar buiten dit alles had ze met haar drie broers en vier zussen een onbezorgde jeugd en samen met haar broers en zussen vond ze het fijn om in Possenhofen te zijn.
Elisabeth was in haar jeugd een gezond kind met een bol gezichtje en had in haar gezicht een lekker bruin kleurtje, Elisabeth was een echt buitenkind, ze speelde altijd buiten langs het water tussen de bergtoppen van Oberbayern.
Ze zwom veel in het meer, reed vaak paard en speelde met de dieren en dan vooral met haar eigen hertje.
Elisabeth was zo vrij als een vogel in haar jeugd.
Haar moeder, hertogin Ludovika van Wittelsbach, riep haar alleen voor haar lessen die zij en haar broers en zussen kregen van een privéleraar.
Elisabeth en haar broers en zussen zagen hun vader haast nooit want hij was altijd op reis doordat ze een slecht huwelijk hadden.
maar desondanks had Elisabeth een hechte band met haar moeder en haar broers en zussen.
Elisabeth kreeg al snel bijnamen,
Zo werd ze bijvoorbeeld: ‘Sethy’ of ‘Beta’ genoemd.
Maar de bekendste bijnaam van Elisabeth was ‘Sissi’ of ‘Sisi’.
Sissi was een meer jongensachtige prinses omdat ze veel dingen deed wat jongens ook doen.
Als Elisabeth speelde vroeger vaak met haar zus Helene, ook wel Nene genoemd.
Elisabeth houd veel van haar zus Helene.
De meisjes leken qua karakter weinig op elkaar, zo was Helene een energiek meisje en een beetje heerszuchtig.
Elisabeth was zacht en zwijgzaam en veel gevoeliger dan haar oudere zus.
Maar deze verschillen hadden geen invloed op de goede band die de zussen hadden.
Maar als Elisabeth wat ouder is sluit ze zich meer aan bij haar 2 jaar jongere broer Karl Theodor.
Elisabeth en haar broertje Karl Theodor lijken que karakter veel meer op elkaar en ze begrijpen elkaar heel goed.
Elisabeth was een wildebras, ze klom in bomen en er was geen sloot te breed of te diep voor haar.
Maar Elisabeth had ook iets schuws en schuchter in haar en vooral als ze zich bekeken voelde.
Elisabeth was blij als het zomer was want dan ging ze met haar familie naar het zomerverblijf van de familie.
Het zomerverblijf was een jachtslot genaamd: Possenhofen.
Elisabeth hield veel van dit slot.
Het prachtige slot, de oude, rechthoekige muren van rode stenen, met vier massieve, van tinnen gekroonde torenresten van een nutteloos geworden verdedigingsconstructie.
Om het jachtslot ligt een groot park met schaduwrijke lanen, prachtige rozenperken en oude beuken en struiken waar de vogels zich graag innestelen.
Op dit prachtige landgoed voelde de familie zich goed, ondanks dat het slot een afwijzende indruk maakt maar van binnen is het net een paleis, het was er schoon, netjes, ouderwets maar elegant.
Toen Elisabeth nog geen tien jaar was zou ze dit gezegd hebben:
‘Bij mijn ouders en in de vrijheid ben ik de gelukkigste!’
Elisabeth was de lievelingsdochter van hertog Maximilian.
Hij deed van alles met haar als hij terug kwam van zijn reizen.
Maar hij liet haar ook net zo hard weer alleen als hij het zat was en weer op reis ging.
Dit is natuurlijk vreselijk voor een kind om z’n ouders niet vaak te zien.
Haar vader zag in haar meer een zoon dan een dochter.
Elisabeth deed daarom haar best om meer op een jonge te lijken dan op een meisje.
Zo klom ze in bomen, rende ze met boerenjongens over de velden, speelde met de honden en galoppeerde over de velden.
Dit alles werd tevergeefs verhinderd door haar gouvernantes.
Elisabeth probeerde wanhopig de aandacht van haar vader te krijgen en het lukt voor korte tijd.
Elisabeth wilde geliefd en begrepen worden en niet als mooie vrouw vereerd worden.